Menu

Inhoud:
Vakcentrales hekelen kabinetsplan vakantiedagen
RWI-analyse ‘Kansen bekeken’
RWI ontwikkelt ‘Wajong Wijzer’
Wijziging Arbeidsomstandighedenwet inzake RI&E
Aanpassing kennismigrantenregeling
SER brengt advies Biobased Economy uit
Overzicht premies en belastingen 2011

Vakcentrales hekelen kabinetsplan vakantiedagen

De drie vakcentrales FNV, CNV en MHP hebben in een brief aan de Eerste Kamer hun bezwaren geuit over het kabinetsplan om het opsparen van verlofdagen aan banden te leggen. Het wetsvoorstel is al eind december als hamerstuk aangenomen door de Tweede Kamer en ligt nu ter behandeling in de Eerste Kamer. De vakcentrales doen een beroep op de Eerste Kamer om niet akkoord te gaan met het wetsvoorstel. MHP-bestuurder Eddy Haket vindt het onbegrijpelijk dat dit plan als een hamerstuk door de Tweede Kamer is gegaan: “In 2001 werd de verjaringstermijn juist opgerekt van twee naar vijf jaar om het verlofsparen mogelijk te maken. Toen werd het als wenselijk gezien dat werknemers meer mogelijkheden zouden krijgen om vakantiedagen te spreiden in de tijd. Visies in de Tweede Kamer hebben blijkbaar een korte levensduur. Hopelijk heeft de Eerste Kamer meer gevoel voor consistent beleid.”

Werknemers kunnen hun wettelijk vastgelegde vakantiedagen (vier weken) nu nog vijf jaar opsparen. Als het aan het kabinet ligt, wordt dit teruggebracht naar anderhalf jaar. Dat betekent dat resterende verlofdagen binnen een half jaar moeten worden opgenomen.
Het kabinet wil met het wetsvoorstel het jarenlang opsparen van verlofdagen tegengaan en stimuleren dat werknemers regelmatig verlof opnemen. In het wetsvoorstel stelt het kabinet dat dit goed is voor de ‘veiligheid en gezondheid’ van de werknemer.

Aanleiding voor dit wetsvoorstel is een uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Dit Hof stelde dat werknemers die lang ziek zijn, niet hun vakantiedagen mogen worden afgenomen en dat de Nederlandse wetgeving op dit punt moet worden aangepast. Nu geldt dat langdurig zieken over maximaal zes maanden vakantiedagen opbouwen. Het kabinet grijpt op oneigenlijke wijze de gelegenheid aan om de termijn te verkorten. Het wordt werknemers nu moeilijker gemaakt te sparen voor sabbatical of studieverlof. Het wetsvoorstel is bovendien vaag. Alleen werknemers die ‘redelijkerwijs’ niet in staat zijn om vakantie op te nemen, kunnen langer verlof opsparen. Het begrip redelijkerwijs is voor velerlei uitleg vatbaar.

RWI-analyse ‘Kansen bekeken’

De Raad van Werk en Inkomen (RWI) – waarin MHP-beleidsmedewerker Hanneke de Geus zitting heeft – heeft recentelijk het rapport ‘Kansen bekeken’ gepubliceerd. In het rapport worden de onderzoeksresultaten van het Centraal Bureau voor de Statistiek-onderzoek ‘Geen kans of geen keuze’ geanalyseerd. Hierbij is samengewerkt met de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Rotterdam en Dordrecht, voor wat betreft zogenaamde krachtwijken. In ‘Kansen bekeken’ wordt de groep niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) ingedeeld in acht typen, zoals ‘de jonge kanshebber’, ‘de oudere huisvrouw’, de ‘recentelijk inactieve’ en ‘de jonge moeder’. Deze indeling in typen moet duidelijk maken welke groep het meeste kans heeft op werk en/of het meest gemotiveerd is om werk te vinden.

In de krachtwijken blijken relatief veel nuggers te wonen (zo’n 15 tot 20 procent) met een goede kans om werk te vinden en die ook de motivatie hiervoor hebben. Het gaat dan om de categorieën ‘jonge kanshebbers’ (15-27 jaar, veelal thuiswonend) en ‘recentelijk inactieven’ (27-57,5 jaar). Mensen in deze categorieën zijn minder dan zes maanden inactief en willen over het algemeen werken. “Het aan het werk helpen van deze nuggers zou kunnen bijdragen aan het vergroten van de leefbaarheid en de sociale cohesie van de wijken. Zeker voor jongeren is het van belang dat zij niet te lang thuis zitten zonder werk of zonder een opleiding te volgen. Een lange periode van inactiviteit maakt het op termijn immers steeds moeilijker om werk te vinden”, aldus de analyse.

Opvallend is verder dat er in de krachtwijken ook veel ‘jonge moeders’ te vinden zijn. Dit zou een belangrijke groep kunnen zijn om aan het werk te helpen. Dit vanuit het oogpunt van financiële zelfredzaamheid en emancipatie, maar ook om te zorgen dat zij aansluiting op de arbeidsmarkt blijven houden.

‘Kansen bekeken’ is een vervolg op de analyse ‘Geen baan, geen school, geen uitkering’ die de RWI in 2009 uitbracht. Hierin werden de omvang en achtergrondkenmerken van nuggers op landelijk, stedelijk en wijkniveau gepresenteerd.

RWI ontwikkelt ‘Wajong Wijzer’

Om werkgevers beter in staat te stellen wajongeren aan te nemen, heeft de RWI in samenwerking met CrossOver en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een ‘Wajong Wijzer’ ontwikkeld. Middels de website www.wajongwijzer.nl wordt werkgevers concrete informatie geboden over hoe een wajonger met succes in dienst kan worden genomen en gehouden.
De ‘Wajong Wijzer’ geeft daarnaast uitleg over de ondersteuning, waarop de werkgever een beroep kan doen, en geeft concrete tips om het draagvlak/begrip bij (toekomstige) collega’s te vergroten.

De ‘Wajong Wijzer’ maakt bovendien duidelijk dat wajongeren, met de juiste begeleiding, veel te bieden hebben. Er bestaan namelijk nog altijd veel misverstanden over hun arbeidsmogelijkheden. De wijzer laat zien dat het werken met wajongeren juist kansen biedt. De motivatie en inzet zijn doorgaans hoog. De werkgeversrisico’s worden grotendeels opgevangen, bijvoorbeeld door een no-riskpolis, en werkgevers kunnen rekenen op financiële tegemoetkomingen en andere noodzakelijke voorzieningen.

Het aantal wajongeren in Nederland is inmiddels opgelopen tot zo’n 200.000. (Slechts) Een kwart van hen was werkzaam in 2009. Met de invoering van de nieuwe Wet Wajong sinds 1 januari 2010 worden jonggehandicapten nadrukkelijk aangesproken op wat zij nog wel kunnen en op hun mogelijkheden om (al dan niet gesubsidieerde) arbeid te verrichten. Het is dan van wezenlijk belang dat werkgevers bij het vervullen van vacatures vaker kiezen voor een wajongere. De ‘Wajong Wijzer’ kan daarbij helpen.
De MHP, die middels haar zetel in de RWI heeft meegeholpen aan de ontwikkeling, vindt de introductie van deze wijzer dan ook een zeer goed initiatief.

Wijziging Arbeidsomstandighedenwet inzake RI&E

De Arbeidsomstandighedenwet inzake de Risico Inventarisatie- en Evaluatie (RI&E) wordt binnenkort aangepast. Eén van de maatregelen is dat kleine werkgevers (minder dan 25 werknemers) voortaan kunnen afzien van het inschakelen van een deskundige bij het opstellen en evalueren van risico’s in hun bedrijf, als zij gebruik maken van een door de branche erkend systeem voor de RI&E. Op dit moment geldt deze mogelijkheid alleen voor bedrijven, die gebruik maken van een in de cao opgenomen standaard RI&E. In de RI&E staan de risico’s voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers op de werkplek aangegeven. Ook staat hierin welke maatregelen de werkgever neemt om deze risico’s te verminderen. Kleine werkgevers blijven wel te allen tijde verplicht een RI&E te hebben. Maar de verplichting om de RI&E te laten toetsen door een arbodienst of een gecertificeerde arbodeskundige geldt alleen nog voor bedrijven met meer dan 25 werknemers of voor kleine werkgevers, die niet kunnen terugvallen op een door de branche erkend systeem.

Het doel van deze wetswijziging is om de naleving van de RI&E-verplichting te verhogen door de administratieve belasting te verminderen. De Tweede en de Eerste Kamer hebben in december 2010 ingestemd met het wetsvoorstel. De ingangsdatum van de wet is echter op dit moment nog niet bekend. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal over de exacte invoeringsdatum binnenkort nader berichten. De Arbeidsinspectie treedt echter vanaf 1 januari 2011 niet meer handhavend op tegen kleine werkgevers die hun RI&E niet hebben laten toetsen, als zij gebruik van maken van een erkend RI&E-instrument. Hiermee loopt de Arbeidsinspectie in het handhavingsbeleid vooruit op de formele inwerkingtreding van de wetswijziging. Bij inspectiebezoeken zal de Arbeidsinspectie wel altijd naar de aanwezigheid van de RI&E vragen. Bij ontbreken van de RI&E zal eerst een waarschuwing volgen, waarin de verplichting is opgenomen binnen drie maanden alsnog een RI&E te maken. Als een RI&E daarna nog ontbreekt, wordt een bestuurlijke boete opgelegd.

De MHP hoopt dat de laagdrempeligheid leidt tot meer RI&E’s bij de kleinere werkgevers en dat daarmee de doelstelling van de wetswijziging wordt bereikt. Voor de MHP is echter nog belangrijker dat tegelijkertijd met deze lastenverlichting voor kleine werkgevers het ook voor alle werknemers mogelijk wordt om de RI&E van hun bedrijf in te zien. Daarmee worden de bedrijfsomstandigheden transparanter voor het eigen personeel en kunnen werknemers hun werkgever er makkelijker op aanspreken als deze geen RI&E heeft.

Aanpassing kennismigrantenregeling

De inkomenscriteria voor kennismigranten zijn per 1 januari 2011 gewijzigd. Op deze datum is het inkomenscriterium voor kennismigranten van 30 jaar en ouder verhoogd van € 50.183 naar
€ 50.619 bruto per jaar. Voor kennismigranten jonger dan 30 jaar is het nieuwe inkomenscriterium € 37.121 (was € 36.801). Voor kennismigranten die zijn afgestudeerd in Nederland en instromen binnen een zoekperiode van maximaal één jaar na het afstuderen, is het inkomenscriterium
€ 26.605 (was € 26.376). Een werkgever die vanaf 1 januari 2011 een kenniswerker in dienst neemt, zal het nieuwe salaris moeten betalen. Voor kennismigranten die al in dienst waren van de werkgever voor 1 januari 2011, zijn geen aanpassingen in de arbeidsovereenkomst noodzakelijk. Wanneer de aanvraag voor advies voor een machtiging voorlopig verblijf (MVV) of de aanvraag voor een verblijfsvergunning vóór 1 januari 2011 is ontvangen door de Immigratie‐ en Naturalisatiedienst (IND), gelden nog de oude inkomenscriteria van 2010.
Voor veel functiecategorieën in de sfeer van onderzoek en wetenschap gelden deze salariscriteria overigens niet. Zij kunnen ongeacht de salarishoogte als kennismigrant in ons land werken. De beloning moet wel, gelet op de functie-eisen, marktconform zijn.

De kennismigrantenregeling is in 2004 ingevoerd als één van de maatregelen om tekorten aan hoger opgeleiden tegen te gaan en om van Nederland een succesvolle kenniseconomie te maken.

De MHP staat er in die zin positief tegenover omdat deze regeling eraan kan bijdragen dat banen voor hoger opgeleiden niet naar het buitenland verdwijnen, maar is wel van mening dat de voorwaarden stringent moeten worden nageleefd. Het moet bijvoorbeeld niet tot gevolg hebben dat hoger opgeleide oudere werknemers werkloos langs de kant blijven staan, omdat werkgevers vanwege allerlei vooroordelen voorrang geven aan buitenlandse werknemers.

SER brengt advies Biobased Economy uit

Op 17 december 2010 heeft de SER een unaniem advies over de biobased economy (ook wel ‘groene economie’ genoemd) vastgesteld, getiteld ‘Meer chemie tussen groen en groei’. In het advies wordt ingegaan op de kansen en dilemma’s van een biobased economy. In het advies wordt het kabinet opgeroepen om stevig in te zetten op een op biomassa gebaseerde economie.

Als Nederland nu investeert, zijn er veel kansen voor economische groei en verduurzaming van de samenleving. In dit advies wordt gepleit om de verduurzaming van biomassa wereldwijd te bevorderen, innovatie structureel te stimuleren, te kiezen voor hoogwaardige toepassing van biomassa en werknemers goed voor te bereiden op nieuwe werkwijzen. “Nederland is een kennisland en behoud van kenniswerkers is daarmee een belangrijk issue. Nederland kan toonaangevend zijn met een biobased economy en hier meer perspectief bieden om te voorkomen dat kenniswerkers naar het buitenland vertrekken. Biobased economy kan ook bijdragen aan het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie in belangrijke sectoren als de farmacie, de medische technologie en de industrie. Dat komt uiteindelijk ten goede aan de werkgelegenheid”, aldus beleidsmedewerker Klaartje de Boer, die namens de MHP in de SER-commissie Duurzaam Ondernemen (DUO) zitting heeft, die het advies heeft voorbereid.

Naast behoud van kennis hecht de MHP ook aan de sociale aspecten bij het transitiebeleid naar een duurzame biobased economy. Hierbij kan gedacht worden aan het inzetbaar houden van werknemers en het ontwikkelen en aanleren van nieuwe technologische kennis, versterking van vaardigheden om zelfbewust en kritisch te werken in organisaties van de toekomst en om te kunnen gaan met duurzame productiewijzen. De factor arbeid dient een duurzame productiefactor te zijn. Naast de oproep aan het kabinet begint een duurzame biobased economy ook bij werknemers zelf. De MHP wil dan ook de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers benadrukken. In dit kader zal de MHP samen met de andere organisaties in de SER begin dit jaar een werkconferentie organiseren. De conferentie moet een kwaliteitsagenda voor de biobased economy opleveren, die leidraad zal zijn voor een effectieve ontwikkeling van een biobased economy. Bij de voorbereiding van deze conferentie is Boudewijn Koster, eveneens MHP-vertegenwoordiger in de commissie SER-DUO, betrokken.
Indien u interesse heeft in dit onderwerp, kunt u uw belangstelling kenbaar maken via info@vc-mhp.nl.

Overzicht premies en belastingen 2011

 

Werkkostenregeling

Per 1 januari wordt een nieuwe regeling ingevoerd: de werkkostenregeling (WKR). Door deze regeling kan, naast een aantal gerichte vrijstellingen, maximaal 1,4% van het totale fiscale loon (de ‘vrije ruimte’) worden besteed aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen voor werknemers. Over het bedrag boven de vrije ruimte (en afgezien van de gerichte vrijstellingen) moet de werkgever loonbelasting betalen in de vorm van een (gebruteerde) eindheffing van 80%.
De werkkostenregeling komt in de plaats van de huidige regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen. Het is nog niet verplicht gebruik te maken van de werkkostenregeling. Tot en met 2013 mag ieder jaar gekozen worden voor de werkkostenregeling of voor de bestaande regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen. Na 2013 geldt de werkkostenregeling voor alle werkgevers.

Gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen

Bepaalde vergoedingen en verstrekkingen kunnen onbelast worden vergoed en verstrekt zonder dat dit ten koste gaat van de vrije ruimte. Dit is het geval bij gerichte vrijstellingen. Ook zijn er verstrekkingen in natura die een zogenaamde nihilwaardering hebben en dus vrij vertrekt kunnen worden.

Gerichte vrijstellingen:

  • vervoer en reiskosten: 
    • abonnementen voor reizen met openbaar vervoer
    • kostenvergoedingen voor zakelijke reizen en woon-werkverkeer met openbaar vervoer of    eigen vervoer van maximaal € 0,19 per kilometer, ook voor de fiets, elektrische fiets, of    scooter
    • losse kaartjes voor zakelijke reizen met openbaar vervoer; 
  • kosten van tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking; 
  • maaltijden als gevolg van overwerk, koopavonden, dienstreizen en dergelijke; 
  • bijscholing, cursussen, congressen, vakliteratuur, training en dergelijke, voor zover ze van    belang zijn voor het werk van de werknemer (inclusief kosten van inschrijving in een    beroepsregister);
  • outplacement; 
  • studie- en opleidingskosten; 
  • procedures tot erkenning van verworven competenties (EVC-procedures); 
  • verhuiskosten; 
  • extraterritoriale kosten.

Loon in natura met een nihilwaardering:

  • voorzieningen op de werkplek zoals bedrijfsfitness, gereedschappen, de vaste computer, het    kopieerapparaat en de vaste telefoon;
  • arbovoorzieningen; 
  • consumpties op de werkplek die geen deel uitmaken van een maaltijd; 
  • ter beschikking gestelde kleding die (bijna) uitsluitend geschikt is om tijdens het werk te dragen, zoals uniformen en overalls, werkkleding die op het werk achterblijft en ter beschikking gestelde werkkleding met een logo van ten minste 70cm2 per kledingstuk; 
  • de renteloze personeelslening als uw werknemer daarmee een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter koopt (ook binnen cafetariaregelingen); 
  • de kosten en het rentevoordeel van een personeelslening voor de eigen woning van uw    werknemer als deze zonder deze nihilwaardering aftrekbaar zouden zijn in de inkomstenbelasting; 
  • ter beschikking gestelde mobiele telefoon, blackberry of smartphone als het zakelijke gebruik meer dan 10% is 
  • ter beschikking gestelde hulpmiddelen, waaronder computers en dergelijke apparatuur,    gereedschappen en toebehoren, die de werknemer ook ergens anders dan op de werkplek kan gebruiken, als het zakelijke gebruik 90% of meer is; 
  • ov-jaarkaart en voordeelurenkaart als uw werknemer deze kaart ook voor het werk gebruikt;
  • niet-permanente huisvesting op de werkplek, waarbij het redelijkerwijs niet mogelijk is niet op de werkplek te overnachten, bijvoorbeeld aan boord van zeeschepen, of bij parate diensten in een brandweerkazerne.

Laatste nieuws

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

24 juli 2024

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

23 juli 2024

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

Logo VCP YP

11 juli 2024

VCP YP: Uitnodiging bijeenkomst Prinsjesdag

Meer nieuws