Menu
Hoge Raad box 3-uitspraak brengt vraagtekens voor middengroepen

Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad (HR) meerdere uitspraken gedaan over de manier waarop nu het inkomen uit vermogen (box 3) wordt berekend. Volgens de uitspraak is de berekening in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Volgens de uitspraak moet de Belastingdienst het werkelijk rendement op uw vermogen belasten als dit lager is dan het fictief rendement. Ook de huidige rekenmethode box 3 is in strijd met het discriminatieverbod en het eigendomsrecht, meent de Hoge Raad. De Vakcentrale voor Professionals (VCP) pleit al jaren voor heffing op basis van werkelijk rendement en voelt zich daarin gesterkt in de uitspraken van Hoge Raad.

Niet alleen goed nieuws

Hoewel de uitspraak positief is waar het werkelijk rendement betreft, zoals ook de VCP wil, levert de invulling van de werkelijk rendement door de Hoge Raad ook wel vragen op. “Middengroepen zijn hier niet per definitie bij gebaat”, zegt Van Holstein, voorzitter VCP. De Hoge Raad kijkt naar werkelijk rendement zonder aftrek van heffingsvrij vermogen. Dit is naar de mening van de VCP het meest nadelig voor de middeninkomens die na jaren wat vermogen hebben opgebouwd en waar een deel van dat vermogen in andere zaken dan banktegoeden zit. Daarnaast is de Hoge Raad van mening dat ongerealiseerde waardeverandering ook meetelt en dat er geen verevening kan plaatsvinden met andere jaren waar er bijvoorbeeld negatief rendement was.

Uitspraak vooral relevant voor niet banktegoeden

Volgens de Hoge Raad lost de berekening van het forfaitaire rendement op grond van de Herstelwet het in de uitspraak van 24 december 2021 gesignaleerde probleem doorgaans op voor mensen die niet risicovol beleggen voor zover hun vermogen bestaat uit banktegoeden. Het forfaitaire rendement voor banktegoeden benadert namelijk in de regel het werkelijke rendement.

Met het oog op de rechtseenheid en rechtszekerheid heeft de Hoge Raad in een aantal uitspraken van vandaag regels gegeven voor de berekening van het werkelijke rendement. Daarbij heeft de Hoge Raad zoveel mogelijk aangesloten bij het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen heeft gestaan bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3.

Werkelijk rendement

Bij de vaststelling van het werkelijke rendement dient het gehele vermogen (dus met inbegrip van banktegoeden) van de belastingplichtige in box 3 te worden betrokken, zonder aftrek van het heffingvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Met het positieve of negatieve rendement in andere jaren wordt geen rekening gehouden. Dat sluit aan bij het stelsel van forfaitaire heffing in box 3.

Het werkelijke rendement omvat niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen. Ook ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijke rendement. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het forfaitaire stelsel in box 3 wordt met kosten geen rekening gehouden, maar wel met rente van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren

Ministerie van Financiën

Het ministerie van Financiën bestudeert nu de uitspraak. Na een politieke beslissing zal bezien worden hoe het box 3-inkomen op een juiste manier kan worden berekend. Tot die tijd hoeft u voorlopig niets te doen. De Belastingdienst zal contact opnemen wanneer meer duidelijkheid is.

Laatste nieuws

Logo VCP YP

11 juli 2024

VCP YP: Uitnodiging bijeenkomst Prinsjesdag

Verlenging IOW

3 juli 2024

Beleidsonderzoek ‘Pensioenopbouw in balans’ gepubliceerd

zomerstop

3 juli 2024

Een lange nieuwsbrief en korte zomerstop

Meer nieuws